LEESPROEF "MALACHUS" - Website van Eibert Kremers

Ga naar de inhoud

LEESPROEF "MALACHUS"

MALACHUS
Uit het duits vertaald
Hoofdstuk I

    
Voordat ik aan mijn verhaal begin, zou ik u eerst graag op een tijdreis in het verleden willen meenemen; naar het legendarische tijdperk in de geschiedenis van de mensheid, waarover weliswaar veel geschreven en geraadseld is, doch waarvan tot op heden, uit archeologische zicht, slechts weinig tot niets bekend is: het tijdperk van de Atlantiers, dat naar schatting omstreeks 10.000 v. Chr. zijn hoogtepunt bereikte.
Haar technologisch geavanceerde hoge kultuur overtrof in menig opzicht de onze, niet op zijn laatst door de beheersing en toepassing van kosmische golfenergie. Atlantis, het bolwerk van deze kultuur, was een klein continent, dat, geografisch gezien, voordat het voor altijd van het aardoppervlak verdween, in het oostelijke deel van de Atlantische oceaan lag; door een smalle zeestraat van Westeuropa gescheiden. De macht en de rijkdom van de Atlantiers waren legendair, want haar handelsvloot, ondersteund door een goed bewapende zeemacht, beheerste de wateren rondom Westeuropa en Afrika, alsmede in de Middellandse Zee en bracht scheepsladingen goud en zilver, etherische olien en zout, en andere kostbaarheden naar Atlantis.
Het milde klimaat, de vruchtbare grond en een intelligent gestuurde landbouw voorzagen de bewoners met alle maar denkbare levensmiddelen in overvloed.
Doch, in dit 'paradijs op aarde' borrelde het, toen de koningszonen onder elkaar en tegen de koning samenzweerden; ieder erop uit om de suprematie over Atlantis te bemachtigen. In deze onrustige tijden, waarin het lot van Atlantis en zijn bewoners zijn loop nam, vond de volgende geschiedenis plaats.

In de metropool zweefden de voertuigen, als door magie bewogen, een el hoog boven de straten en lanen, onzichtbaar en geluidloos  aangedreven door de energiegolven van de kristaltorens, die, gelijk obelisken, het stadsbeeld van Poseidon, de hoofdstad van Atlantis, een extra dimensie verleenden.
Ten noorden van de hoofdstad lag de uitloper van een met sneeuw bedekt hooggebergte als een beschermwal tegen de in de winter kou brengende noordelijke winden, die ze als een schaar opensneed, en ze naar de oostelijke en westelijke kuststreken van Atlantis liet afbuigen en daardoor, ook in de winter, voor een aangenaam klimaat in Poseidon zorgde.
Ook in de kanalen heerste een hectische bedrijvigheid. Platbodems zonder zeilen trokken met hun lading door de concentrisch aangelegde kanalen, die zich als graancirkels vanuit het centrum naar buiten uitwaaierden en door rechtlijnige waterwegen in acht windrichtingen doorsneden werden, waarbij de waterweg in zuidelijke richting breder was dan de overige kanalen en als hoofdkanaal het centrum met de paleis- en tempelinstallaties direct met de haven aan zee verbond.

Sinos zwenkte zijn zwevende voertuig, in Atlantus 'karos' genaamd, naar een brug, die naar het centrum voerde. Hij had het griezelige gevoel stiekem te worden gadegeslagen en had daarom geen oog voor de prachtige gebouwen en parkinstallaties, die hij op deze zomerdag voorbij reed.
De geheimzinnige stem, die hem de avond te voor volledig onverwachts had toegesproken, had hem daarvoor gewaarschuwd en nauwelijks daartoe bijgedragen om zijn opgewoelde gedachten gerust te stellen. Door de spleten van de luchtverversing in zijn slaapkamer was de onbekende stem tot hem doorgedrongen; zacht, maar duidelijk te verstaan.
"Sinos, hoeder van de kristallen, hoor je mij?"
"Wie is daar?", had hij slaapdronken geantwoord, en zich geschrokken op zijn ellebogen in zijn bed opgericht en in het donker van de slaapkamer om zich heen gekeken.
"Ssst!", ziste de stem. "Je moet alleen maar naar mij luisteren! Ga morgenvroeg naar de tempel en vraag naar de hoge priester Malachus. Wanneer hij niet alleen is, dring er dan op aan hem onder vier ogen te willen spreken. Zodra je alleen met hem bent, zeg je tegen hem: "Sagittarius" is bereid". Hij zal dat begrijpen en de rest volgt dan vanzelf. Spreek met niemand hierover, ook niet met jouw vrouw, want anders is jouw leven en het leven van veel onschuldige mensen in gevaar en zorg ervoor, dat je offergaven bij je hebt, zodat de spionnen denken, dat je tot de goden wilt bidden. Want spionnen zullen er zijn; zij waren er al die tijd al".
De stem zweeg.
"Wie ben jij?", fluisterde hij onzeker. "En wat heeft dit allemaal te betekenen?"
"Ik ben een vriend, die van een verre ster naar jou toe is gekomen, om een deel van het zaad, dat wij in het verleden in Atlantus hebben uitgestrooid, te redden", antwoorde de stem. "In het sterrenbeeld Stier vind je ons sterrenbeeld".
Verbluft vroeg Sinos: "De Pleaden?"
"Ja, en wel van de ster Electra, één van de zeven dochters van Atlas", verklaarde de stem. Doch om dit alles hoef jij je niet te bekommeren. Herhaal de boodschap, die jij aan Malachus moet overbrengen". Hij deed wat hem werd opgedragen, de stem murmelde tevreden en nam dan afscheid met de woorden: "De Boogschutter heil, en veel geluk, want dat zul je nodig hebben!"

Daarna had Sinos nog lang wakker gelegen en over de verbazingwekkende mededeling van de vreemdeling, dat hij van de Pleaden kwam, nageprakkeseerd. Met zijn telescoop had hij meerdere malen deze schaar sterren met het mooie Zevengesternte, dat uit hem tevoorschijn kwam, bekeken. Maar hoe was het mogelijk, dat de vreemdeling deze duizelingwekkende afstand overbrugd had?
En wat bedoelde hij met het zaad? Bedoelde hij daarmee de Atlantiers? Betekende dat, dat onze voorvaderen van de Pleaden kwamen? En om welke geheimzinnige zaak ging het überhaupt?
Wie waren deze spionnen, die hem naar het leven stonden indien hij ontdekt werd of een fout beging? De stem van de vreemdeling had zeer overtuigend geklonken; niet omdat de woorden met nadruk werden uitgesproken, maar juist  omdat dat ontbroken had. Dat had werkelijk indruk op hem gemaakt en hem ook angst aangejaagd.
Toen hij tenslotte uitgeput insliep, had hij een merkwaardige droom.
Hij reed zonder zadel op een bruin paard. Zijn benen spanden zich vast om de rondingen van het dier en gaven hem daardoor een gevoel van eenheid met het dier. Het reageerde meteen op zijn bevelen, die hij met de hakken gaf, en hij verwonderde zich erover, dat hij zo goed kon paardrijden en helemaal geen angst voor het dier ondervond. Hij, de wetenschapper, die nog nooit in zijn leven een paard bereden had.
Op de één of andere manier hielp de herinnering aan de droom hem om op deze morgen zijn kalmte te bewaren en met zijn vrouw tijdens het ontbijt te praten alsof er niets gebeurd was. Nadat hij zich met een zoen afscheid van haar had genomen en hij in zijn karos was gestapt, had zij logischer wijs aangenomen, dat hij zich naar één van de kristaltorens begaf, want op hem, de hoeder van de kristalenergie, rustte de verantwoording voor een onberispelijke energie-verzorging van de hoofdstad.
Zodra hij het enorme trappenportaal voor de hoofdtempel bereikte, zette hij zijn karos aan de kant, stapte uit en ging tevoet de treden omhoog, om de hoge priester in zijn vertrekken op te zoeken.  
Malachus was, evenals hij, lid in de 'Raad van zeven', het allerhoogste college, dat de koning bij belangrijke staatsaangelegenheden consulteerde. De hoge priester was de oudste raadsheer en waarschijnlijk ook de wijste onder hun, dacht hij. Altijd scherp als een mes in zijn beoordeling van gecompliceerde of complexe situaties, en altijd een stap verder, wanneer het nodig was, de consequenties van een te ondernemen actie in te schatten. Zijn contacten met Malachus beperkten zich echter tot de raadszittingen, want daarbuiten scheidden hun werelden: religie en wetenschap. Niet tegenstaande dat, ondervond hij respect voor de priester, die het geneigde oor van de koning scheen te bezitten.

Hij vond de hoge priester in het voorhof van de tempel  omringd door zijn jongeren, die hem toehoorden. In de aangrenzende galerijen ontdekte hij verschillende gedaanten, die de scene observeerden. Priesters, bezoekers of misschien spionnen? Hij wist het niet. Hij probeerde zo onopvallend als mogelijk te zijn, nam op een granieten bank plaats en zette de offergaven naast zich neer.
Een priester, die hem klaarblijkelijk had gadegeslagen, kwam als op signaal naar hem toe. "Ik zou graag tot de goden willen bidden, maar vooraf de hoge priester willen consulteren", beantwoordde hij de onuitgesproken vraag van de priester.
"Zodra hij met zijn onderricht klaar is, zal ik hem jouw verzoek voordragen", antwoordde de priester en verdween weer in de galerij. Toen het onderricht voorbij was, zag hij, hoe de priester op Malachus toeging en hem iets in het oor fluisterde. De hoge priester knikte, zei iets terug en verdween door één van de toegangen, die naar het binnenste van de tempel voerde.
"Volg mij alstublieft!", sprak de priester, die plotseling voor hem opdook. Hij stond op, nam de offergaven en volgde de priester, die hem snel en geluidloos door een labyrinth van gangen en corridoren naar een kleine ruimte voerde, die, afgezien van een stenen tafel, helemaal leeg was! De priester sloot de deur af, ging naar een wand toe en ontsloot een geheime deur. "Leg de offergaven op de tafel en ga hier naar binnen", verzocht de priester terwijl hij op de geheime doorgang wees. Schoorvoetend ging hij naar binnen en hoorde, hoe achter hem de geheime deur vergrendeld werd.
Hij bevond zich in een donkere gang, die naar een zwak verlichte opening voerde. Besluiteloos bleef hij staan, doch dan vermande hij zich en liep tastend op de opening toe...  

= Tot zover het begin van hoofdstuk l =


 
Terug naar de inhoud